de eersten op het plein zijn kramers
ze lokken luid, verkopen kaas en kuis
en Diest wordt opgewekt
we wandelen en handelen
of drinken kalmpjes koffie
in de schaduw van de kerk
wanneer de markt is opgeplooid
in dozen terug verpakt
staan auto’s brommend aan te schuiven
ze draaien, keren, nestelen
op plaatsen waar het mag
om shoppers uit te laten stappen
die zoeken naar gevulde zakken
als ’s avonds ramen zijn gesloten
staan de kroegen gapend open
en de gildes zitten klaar
zo dooft het uit, de dag, de stad
verlangt naar duisternis en vree
en vrijen in de nacht
stadsgedicht nr. 7