mezelf in bochten wringend
loop ik vier blokken om
en nog een in mijn kop
tegen steeds dezelfde muren
ik kauw, herkauw, herkauwkauw
mijn tanden telkens langer
maar je verzet mijn hand
zet mijn vork tegen je keel
en biedt me wapens, tijd
mijn verstand is een garnaal
mijn wormen komen in opstand
het zweet stroomt over mijn borst
ik loop, loop, loop
naar de duivel, naar de kant
breng mijn water naar de zee
rechtdoor en terug naar jou