er dringt niks tot me door
geen woord, geen tijd, geen zwaard
ik ben mijn harde schil geworden
en blaas mijn hete adem in je nek
wanneer ik honger heb
biedt elke wei en elke stad
mij vlees, verschroeid
ik proef alleen maar as
tot op een dag mijn vleugels
de wolken niet meer raken
en ik blijf liggen op mijn goud, mijn schat
mijn vloek – ik heb niks
op deze wereld
om het aan uit te geven