30

geen huis bouw ik, mijn lente
graaft nagels over glas
en zoekt een stenen tafel
haar kleur verzonnen tussen splinters
maar in de strenge blik van wit papier
pauze
de mist trekt op, de lijnen blijken voorgedrukt
ik moet van niets of niemand weten
laat mij zitten op mijn hout
zonder leegte of betekenis, ik wil
de maan veranderen en dan vergeten worden
mijn plannen opgevouwen, laat ze achter op de sporen
in de geur van dijen en van golven

enkel jij beziet mijn dansen, mijn lachen
bezingt mijn klauwen, enkel jij vraagt scherven
ik leid je naar het feest van mieren en van doeken
onder de grote groene sproeiers
enkel jij bent overbodig, wat
maakt je dat aanwezig
ik ben mijn eigen grote wijzer
en besta
genoeg vandaag