Ik kom

Ik dool schetsend door je lanen, je hindert me, beveelt mijn kasseien tot gehoorzaamheid
       Ik kom
Mijn vragen richten zich naar je voortdurend geplunderde gevels
Ik verwoest
Ik verwoest
Ik vergeet je oude adres, sta te schreeuwen op je wallen, trek ten strijde met je boeren

Waarom zijn je goten leeg, sterven vogels in mijn kooi
Ik wil alleen nog maar
Ik wil alleen nog maar
alleen
nog maar mijn gezicht parkeren in je kussens, een einde vinden in je rots
Laat me je hijgend inhalen, voorbij je stoten, zodat je grijpen mij bevrijdt, je vertrek mijn aankomst is en al het ander niet bestaat
       Ik kom
       Ik sta
       en ik leg neer.

stadsgedicht nr. 13