Zo hard zoemen dat het pijn doet

Het was dom van u. Niet schattig
of verliefd of romantisch.
Dom.
Hoort ge mij? Dom.
In ogen kijken, dat had ge bijvoorbeeld
niet mogen doen. Of volstromen
van hoop, nog zoiets. Echt beter niet.
Ge hebt gewacht, eerst, en daar
is op zich niks mis mee.
Wachten is hoogstens vervelend.
Maar dan konde ge
opeens niet meer, ge moest en zoudt.
Toen wist ik het eigenlijk al, maar ja.
Toen was het immers al te laat.
Voor u. Veel.
Ge zaagt er goed uit, nog. Nu niet
meer of toch niet zoals vroeger, speels
en weldoorvoed en redelijk
prachtig. Dus ergens begrijp ik het wel.
Maar ergens begrijp ik het wel niet.
Zo giechelen. Zo zuchten.
Zo hard zoemen dat het pijn doet.
Sorry hè, ik probeer ook maar gewoon.
En zeg niet dat ik u niet heb gewaarschuwd,
ik heb u zelfs nog doen wenen toen.
Keihard en vol ongeloof.
Maar ik had niet mogen zeggen dat ge het dan maar zelf moest weten.
Want natuurlijk was het geen
kwestie van weten, dat snap ik ook wel.
En nu zijt ge dood.
Ja, of toch zo’n beetje.
Ik mis u in alle geval.
En toch denk ik dat ge het opnieuw zoudt gedaan hebben.
Het was echt dom van u, ik kan er niet aan doen.
Dom, maar misschien wel goed,
als ge er zo gelukkig van waart.