daver

Al lang niet meer vliegend
zo geknipt van baan naar baan
de neuzen recht
en armen in bochten gewrongen terwijl
nachten nachten volgen
zo wakend als de gescheurde broek
van de dame tegenover; ze leest
alleen over zonde en verzieking
en naast haar trilt een zak
een rode, een nieuwe.
Er is geen wijn, geen zegen
en geen verstild beminnen
enkel kei
en keihard wachten.